Hoe ziet een vlindertuin eruit?

Tuinieren voor vlinders

Tekst en foto’s: Albert Vliegenthart De Vlinderstichting

Er zijn bijzonder veel boeken over tuinieren geschreven, die weer in te delen zijn in allerlei thema’s. De moestuin, de Engelse tuin, de vlindertuin, de onderhoudsvriendelijke tuin en zo zijn er meer te bedenken. Maar als je wilt weten hoe je de tuin het beste inricht voor vlinders kom je vaak maar een klein beetje informatie tegen. De vlinderstruik komt dan eigenlijk altijd naar voren en dat er bloemen moeten zijn kan iedereen ook wel bedenken.

Maar hoe bepaal je nu welke maatregelen ook echt goed zijn? Dat iedere vlindersoort zijn specifieke waardplant(en) heeft, weet de vlinderaar wel. De meeste van deze planten worden door veel mensen beschouwd als onkruid. Planten als rolklaver (icarusblauwtje), schapenzuring (kleine vuurvlinder) en brandnetel (schoenlappers) staan doorgaans niet in het tuincentrum. Daar vind je met geluk de sectie ‘vlinderplanten’ dat een select gezelschap aan vaste planten omvat. Maar daarmee heb je nog geen vlindertuin.

Handvatten
Allereerst is een eigen tuin de plek waar je zelf tevreden mee moet zijn. Dit valt prima te combineren met een tuin die functioneel is voor vlinders en andere insecten. Zo kun je een aantal handvatten aanhouden, hoe meer je ervan toepast, hoe beter de vlindertuin wordt.

• Maak gebruik van inheemse plantensoorten
• Zorg voor afwisseling in hoogte (evt. met struiken)
• Probeer het hele jaar bloeiende planten in de tuin te hebben
• Gebruik zo veel mogelijk biologisch geteelde planten, deze zijn sterk en geven geen gifstoffen af
• Meer van minder soorten, vooral bijen hebben veel van dezelfde planten nodig
• Gebruik geen turf, maar compost
• Niet te veel wieden en schoffelen, zo hou je de bodem gezond
• Voer maaisel af en maai niet alles in één keer
• Controleer bij cultivars of stempel en meeldraden nog aanwezig zijn
• Combineer met wat avondbloeiers zoals teunisbloem, phlox of silenes

Inheemse planten
De meeste puntjes spreken voor zich, maar sommige vragen toch nog wat toelichting. Het gebruik van inheemse planten bijvoorbeeld. Vaak kun je inheemse planten niet vinden in tuincentra. Als ze er dan staan, gaat het vaak om cultivars die zijn doorgekweekt. Enkele voorbeelden zijn pinksterbloem, beemdkroon of klimop. De meeste inheemse planten staan al in de tuin. Zachte ooievaarsbek (bruin blauwtje), look-zon- der-look (oranjetip), madeliefje, speenkruid, grote ereprijs, smalle weegbree kom je al snel tegen, maar worden vaak als onkruid beschouwd. Laat er gerust wat staan.

Wil je vaste planten toevoegen, kijk dan in het tuincentrum welke ook gebruikt worden door vlinders en hommels. Ze staan vaak buiten en die ‘doen’ het tenminste. Dubbelbloemige planten hebben geen stempel en meeldraden meer en produceren dus geen nectar en zijn niet bruikbaar voor insecten. Bij twijfel: ruik gewoon aan bloemen, dan weet je al genoeg.

In balans
Bij te veel wieden en schoffelen wordt de bodem verstoord. Te veel verstoring brengt het bodemleven in disbalans. De bodemorganismen zorgen er juist voor dat de planten voldoende en de juiste voedingsstoffen kunnen opnemen. Door ‘onkruiden’ in de borders iets meer te tolereren, ontstaat ook een betere bodem bedekking, zodat deze minder snel uitdroogt. Dat scheelt weer water geven en uitdrogen van je gewenste planten.

Gefaseerd werken zorgt ervoor dat insecten altijd een stukje overhouden om te kunnen overleven. Zo kun je in je grasveld om de bloeiende planten heen maaien. Bij een volgende maaibeurt maai je de uitgebloeide bloemen weg. Zo krijg je een speels en functioneel gazon.

Groot en klein
Als je ‘vlindertuin’ opzoekt op internet vind je meestal grote tuinen met veel bloemen. Maar In principe kun je deze tips toepassen in iedere tuin en van ieder formaat tuin (of balkon) een vlindertuin maken. De keuze van planten in de borders is altijd een kwestie van persoonlijke smaak. De kleuren spelen daarbij een grote rol. Het is bekend dat dagvlinders vooral paarse en gele kleuren kunnen zien. Niet zo verwonderlijk dat de meeste ‘vlinderplanten’ die kleur hebben. De waardplanten (de plant waar de rups van leeft) die vlinders nodig hebben zijn vaak minder opvallend.

Structuur en variatie
Om leefgebied voor vlinders (en bijen) te maken, is het zaak niet alleen de zogenaamde ‘nectarkroegen’ zoals de vlinderstruik of ijzerhard neer te zetten. Naast voedsel en waardplanten is beschutting ook be- langrijk. Open stukjes tuin en als het kan ook dichtere struiken bieden zowel opwarming als afkoeling en bescherming met slecht weer. Vandaar dat structuur en variatie in de tuin eigenlijk de sleutelwoorden zijn voor een goede vlindertuin.

https://www.vlinderstichting.nl